‘Wie in Mij blijft zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht.’ Joh. 15,2b
‘Verblijd het hart van uw dienaar, want tot U Heer, heb ik mijn hart verheven.’ Aug. Ps. 85,4
‘De beschouwing van de goddelijke werkelijkheden en de voortdurende vereniging met God in het gebed, dient de eerste en belangrijkste plicht van de religieuzen te zijn.’ Can 663 §1
32 Het gebed is de bron van leven voor elke christen en bij uitstek voor de religieuze. Vanuit onze toewijding aan God leven wij in verbondenheid met de Drieëne God: de Heilige Geest zet in ons het gebed van Jezus tot de Vader voort. Hij aanbidt, looft, dankt en smeekt in ons. Daarom zullen wij persoonlijk proberen te leven in een geest van gebed en dag aan dag met volharding het gebed betrachten. Het is een ware dienst aan de Heer en aan de mensen. Persoonlijk gebed en gemeenschapsgebed veronderstellen elkaar: ze zijn in elkaar verweven. De verschillende vormen van gemeenschapsgebed willen garant staan voor het diepe verlangen van de Congregatie dat er in elke communauteit een waarachtige geest van gebed zou mogen heersen. Er gaat een oproep van uit om ook persoonlijk met een woord van lof en dank en een bede om barmhartigheid voor de Heer te staan. Het gebed van de gemeenschap wordt door persoonlijk gebed gedragen en het apostolaat wordt erdoor tot eenheid gebracht.
33 ‘Volhard trouw in het gebed.’ Kol 4,2
Om te komen tot een intensere verbondenheid met God onze Schepper en tot gegevenheid aan de mensen, beseffen wij, zusters, de fundamentele noodzaak van het inwendig gebed. Gebed vraagt tijd en zorgzaamheid. Het is steeds een bijzonder moment van samenzijn met de Heer. Bewust van Zijn liefde laten we ons persoonlijk door Hem beminnen: ‘Hij heeft ons immers het eerst bemind’.
34 ‘Voedt u met wat Hij voor u is geworden en gij groeit op naar datgene wat Hij is.’ Enarr. 119,2.
In het vieren van de eucharistie delen we als gemeenschap eenzelfde tafel in verbondenheid met de Heer. De maaltijd van de Heer maakt ons één van hart en vruchtbaar in onze apostolische zending. We beleven deze viering als het hoogtepunt van de dag en als het centrum van ons samenleven. Daar treden wij binnen in het Paasmysterie van Christus. Het liturgisch jaar leert ons doorheen de seizoenen van het leven en van de tijd geloven in de vruchtbaarheid van de graankorrel: dat Christus in het sterven van Goede Vrijdag, over het stille wachten van het graf, zijn Pasen is binnengegaan. De verschillende liturgische feesten bieden ons een woord van hoop en vertrouwen in de wisselende omstandigheden van het leven.
35 ‘Wanneer u in psalmen en hymnen tot God bidt, moet uw hart zich bezig houden met wat uw mond uitspreekt.’ R.A. 11,3
Door dagelijks de liturgie van de getijden met aandacht te vieren, nemen we deel aan het grote lofgebed van de Kerk. We bidden het niet voor onszelf. In naam van alle christenen, waar ook ter wereld, willen we God loven en danken. Zo delen we in de bijzondere zending van de hele kerk om wereldwijd en met elkaar verbonden een voorbede te zijn voor de noden van de hele wereld en van alle mensen.
36 De Bijbel spreekt ons over het heilshandelen van God met zijn volk, zoals zich dat speciaal in Christus heeft ontvouwd. De ‘Lectio Divina’ is voor het geloofs- en gebedsleven een onmisbare voedingsbron. Wie zich daar trouw aan houdt zal ervaren dat het geestelijke leven erdoor wordt verrijkt en het gebed verdiept.
37 Het geloof van Maria in de werking van de Drieëne God spoort ons aan tot een Mariaal gebed. In het Angelus erkennen we Maria in haar hoogste waardigheid als Moeder van het mens geworden Woord. Met het rozenkransgebed vervullen we een heel eigensoortige dienst aan de armen.
38 ‘De zuster dient zich met ijver toe te leggen op de bekering van het hart tot God.’ Can. 664a.
De biecht is het sacrament van Gods barmhartigheid. In het leven van de gemeenschap zal dit teken van boetvaardigheid en verzoening een bijzondere plaats krijgen. Daarom zullen we er, bewust van eigen zwakheid, graag persoonlijk gebruik van maken. In onderlinge verzoeningsmomenten en gemeenschappelijke boetevieringen drukken wij uit dat de barmhartigheid en de bereidheid tot vergeving teken mag worden van de liefde die onder ons heerst. De geestelijke begeleiding biedt ons de mogelijkheid steeds dieper te ontdekken waar wij staan op onze geestelijke levensweg. Spreken vanuit de bewogenheid van je hart tot een begeleid(st)er en de ervaring beleven beluisterd en begrepen te worden zal ons geloof vernieuwen en bestendigen. Zo ook sporen wij de zusters aan het mysterie van Jezus’ verlossende liefde door zijn lijden en dood te overwegen.
39 De recollectie en retraite zijn dagen van oprechte bezinning en gebed. Ze zijn een onmisbare steun voor een leven in verbondenheid met de Heer. Als tijden van herbronning geven ze energie om onze roeping trouw te beleven. Ze kunnen besloten worden met een persoonlijke vernieuwing van de toewijding en geloften aan de Heer.
40 ‘Het verlangen bidt altijd.’ Aug. Preek 80,7.
Een leven van bekering en gebed vraagt veel persoonlijke inzet om de oproep tot barmhartigheid, die wij dag aan dag in de communauteit ontvangen, persoonlijk te verwerken tot een kans voor innerlijke groei. Deze opgave is niet eenvoudig, maar we kunnen een steun en bemoediging zijn voor elkaar. Stilte, vrede van hart en onderlinge liefde bevorderen een klimaat van gebed en van Godsverbondenheid.
41 Ook bidden wij voor de noden van Kerk en wereld. We schenken bijzondere aandacht aan zieke en beproefde medemensen. We gedenken de overledenen met grote piëteit.
42 Het gebed van de ganse zustergemeenschap schraagt de apostolische zending van de Congregatie en van elk van de leden. Het samen-bidden is een krachtig getuigenis in de wereld van vandaag.